Faseregeling

De HortiMaX-Go! controleert het kasklimaat automatisch gebaseerd op vooraf gedefinieerde fases.

De faseregeling is de basis van de (automatische) klimaatregeling. U beheert de faseregeling in het fasescherm. Om het fasescherm te openen, kunt u bijvoorbeeld dit pad doorlopen: .

  1. Kruimelpad De faseregeling is te openen vanuit verschillende regelingen. Lees meer
  2. Fases Er zijn drie soorten fases: verwarmingsfase, neutrale fase en koelfase. Met de grenswaarde geeft u aan wanneer de instellingen van deze fase gebruikt worden. Lees meer
  3. Regeling met specifieke instellingen Iconen geven de regelingen van de zone aan. Per fase kunt u de positie/stand van de regeling instellen. Lees meer
  4. Periodes Hier ziet u de periode waarvoor de faseregeling geldt. Lees meer
  5. Vaste positieregeling De vaste positieregeling heeft invloed op de faseregeling. Met dit icoon kunt u zien hoe de vaste positieregeling is ingesteld. Lees meer
  6. Vochtregeling De vochtregeling is onderdeel van het fasescherm. Met dit icoon kunt u de vochtregeling instellen. Lees meer

Kruimelpad

Om het fasescherm te openen, kunt u bijvoorbeeld dit pad doorlopen: .

U stelt de faseregeling per zone in. Het nummer bij het zone icoon '' geeft aan welke zone is geselecteerd.

Fases

U kunt drie soorten fases instellen:

  • Neutrale fase

    Dit is de gewenste kastemperatuur.

  • Verwarmingsfase

    Als de temperatuur onder de grenswaarde komt, is de kas te koud. Er moet verwarmd worden.

  • Koelfase

    Als de temperatuur boven de grenswaarde komt, is de kas te warm. Er moet gekoeld worden.

Voorbeeld

De gewenste kastemperatuur ligt tussen de 18.0 en 20.0 °C. De eerste verwarmingsfase begint als de temperatuur onder de 18.0 °C komt. De eerste koelfase begint als de temperatuur boven de 20.0 °C komt.

Aantal fases instellen

U kunt meerdere verwarmingsfases (maximaal twee) en koelfases (maximaal zes) hebben. Zo kunt u de temperatuur nog nauwkeuriger regelen.

Gebruik de instellingen Aantal verwarmingsfases en Aantal koelingsfases om het aantal fases in te stellen. Deze instellingen kunt u vinden door dit pad te doorlopen: .

Grenswaarde instellen

U kunt de grenswaarde (temperatuur) bij een fase aanpassen.

Zorg ervoor dat de grenswaarden niet te dicht bij elkaar liggen; door vaak van fase te wisselen, wordt de regeling onrustig.

Houd bij het instellen van de grenswaarde rekening met:

  • Bij de verwarmingsfases moet de temperatuur lager zijn dan de ingestelde grenswaarde om de fase te activeren.
  • Bij de koelfases moet de temperatuur hoger zijn dan de ingestelde grenswaarde.

Doorloop de volgende stappen om de grenswaarde in te stellen:

  • Tik op het fase-icoon waarvoor u de grenswaarde wilt aanpassen. Een pop-up venster verschijnt.
  • Stel de gewenste grenswaarde in.
  • Tik op bevestigen ''.

U heeft de grenswaarde ingesteld.

Fase uitschakelen

U kunt een fase uitschakelen.

  • Tik op het fase-icoon van de fase die u wilt uitschakelen. Een pop-up venster verschijnt.
  • Tik op fase uitschakelen ''.
  • Tik op bevestigen ''.

Alle regelingen van een uitgeschakelde fase staan op non-actief.

Figuur 10: Uitgeschakelde koelfase.

Regeling met specifieke instellingen

In het fasescherm kunt u de gewenste stand of actie per regeling instellen.

Aan de linkerkant van het fasescherm ziet u de iconen van de regelingen onder elkaar staan. U kunt per regeling (icoon) de gewenste stand of actie instellen. Het scheelt per regeling wat u kunt invullen. Dit kan zijn:

  • een stand tussen 0 en 100% (bij regelingen met open/dicht sturing, zoals: ventilatie, scherm, gevellucht en buitenscherm).
  • aan of uit (bijvoorbeeld bij: koeling, bevochtiging en de heteluchtkachel).
  • automatisch regelen (de automatische stand is per regeling specifiek voor de functie(s) van het aangesloten apparaat afgestemd).
  • een waarde instellen (bij centrale verwarming en CO2 klep).

Voor elke regeling geldt dat de vaste positie op regelen '' moet staan. Anders staan de instellingen in het grijs en worden ze niet gebruikt.

De faseregeling controleert niet of gemaakte instellingen logisch zijn. Het is bijvoorbeeld mogelijk om tegelijkertijd te koelen en te verwarmen. Controleer de gemaakte instellingen hierop.

Waarde instellen

Centrale verwarming

U kunt een waarde instellen (in °C) voor de buistemperatuur of de automatische stand selecteren. Als u de automatische stand selecteert, varieert de buistemperatuur om de ingestelde fasetemperatuur te realiseren.

Figuur 11: Buistemperatuur instellen.

CO2 klep

U stelt een maximumwaarde in parts per million (ppm) in; hierboven schakelt de CO2 dosering uit.

Per temperatuurfase kunt u een andere waarde invullen. Bijvoorbeeld: bij warm weer (koelingsfase) is er veel ventilatie; CO2 doseren is kostbaar. Voor de nachtperiode is CO2 doseren doorgaans helemaal niet nodig. Schakel de dosering uit of kies een zeer lage streefwaarde.

Figuur 12: CO2-niveau instellen.

Periodes

Gebruik periodes om de streefwaarden over de dag te variëren. U kunt per dag maximaal vier periodes (per zone) instellen.

Om de periodes in te stellen, tikt u onderin het fasescherm op de periode. Het venster Periodes instellen verschijnt.

Figuur 13: Periodes instellen.

Aan de linkerkant van het venster Periodes instellen kunt u periodes inschakelen. Hierbij kiest u voor een starttijd gebaseerd op kloktijd of zonsopkomst/-ondergang. De iconen hebben de volgende betekenis:

Een starttijd op basis van kloktijd.

 

 

Een tijdstip relatief voor zonsopkomst.

Een tijdstip relatief na zonsopkomst.

Een tijdstip relatief voor zonsondergang.

Een tijdstip relatief na zonsondergang.

De cirkels aan de rechterkant representeren de tijden van de 24-uurs klok. De buitenste cirkel geeft de dag (wit) en nacht (zwart) aan. De binnenste cirkel toont de ingestelde periodes. Iedere periode heeft een gekleurd vak met een nummer erin.

Periodes kunnen elkaar overlappen. Het hoogste periodenummer geldt.

Figuur 14: Periodes in 24-uurs klok.

Een periode instellen, doet u als volgt:

  • Selecteer een tijdsaanduiding (kloktijd of zonsopkomst/-ondergang).
  • Vul, indien nodig, een tijd in.
  • Tik op bevestigen ''.

U heeft een periode ingesteld.

Wanneer u periodes verwijdert (of weer toevoegt), blijven de bijbehorende instellingen opgeslagen. Controleer of de ingestelde waarden voor alle periodes kloppen.

Voorbeeld

Instellen dag en nacht periode.

  • Selecteer voor periode 1 een tijdstip relatief na zonsopkomst ''.
  • Selecteer voor periode 2 een tijdstip relatief voor zonsondergang ''.
  • Tik op bevestigen ''.

Figuur 15: Dag en nacht instellen.

Vaste positieregeling

In het fasescherm kunt u zien hoe de vaste positieregeling wordt gebruikt.

Bekijk het vaste positiescherm (zie Vaste positieregeling) om de vaste positie instellingen van alle zones in één scherm te zien.

Het icoon vaste positieregeling staat in de grijze balk van het fasescherm.

  • onzichtbaar; u ziet de vaste positieregeling niet.
  • zichtbaar; u ziet de vaste positieregeling links in het fasescherm.

Figuur 16: Vaste positieregeling in het fasescherm.

Als een regeling op een vaste positie staat, dan worden de instellingen in het fasescherm niet gebruikt. Om de instellingen te kunnen gebruiken, moet de vaste positie op regelen '' staan.

Vochtregeling

In het fasescherm stelt u de vochtregeling in. Het icoon vochtregeling staat in de grijze balk in het fasescherm.

  • onzichtbaar; u ziet de vochtregeling niet.
  • zichtbaar; u ziet de vochtregeling rechts in het fasescherm.

Figuur 17: Vochtregeling in het fasescherm.

De vochtregeling heeft twee soorten fases:

  • Bevochtigingsfase; het is te droog.
  • Ontvochtigingsfase; het is te vochtig.

Net als bij de temperatuurfases kunt u hier een grenswaarde (de relatieve luchtvochtigheid (RV) in %) invullen en een fase uitschakelen.

Per regeling stelt u de vochtinstellingen in.

Voor de ventilatie en schermen zijn de vochtinstellingen begrenzingen; een minimale of maximale positie. Bijvoorbeeld: op basis van temperatuur kan een hogere of lagere waarde gewenst zijn, maar de positie is begrensd op basis van vocht.

Voorbeeld

Wanneer het te droog of te warm is, kunt u luchtbevochtiging aanzetten (indien u hierover beschikt).

Figuur 18: De regeling luchtbevochtiging.

Hier is ingesteld dat de bevochtiging aangaat bij een temperatuur vanaf 25 °C en bij een RV onder 60%. Wanneer de RV te hoog wordt (>90%), wordt de bevochtiging uitgeschakeld.